E-mail: mail@heinwillemleeraar.nl
Tel: +31 6 53 14 54 42
01

Resultaten Maïs onder folie 2011

02

Onderzoek en resultaten 2011

Het onderzoek in 2010/2011:

De milieu-effecten  moeten – wetenschappelijk onderbouwd – in kaart te brengen zijn: gebruik van N  verminderen en bodemleven activeren middels vermijden van compactie a.g.v. andere bewerkingstijdstippen.  Dit laatste is niet alleen een goede zaak voor verbetering van de grondstructuur, maar draagt ook bij aan verhoging van de agrobiodiversiteit, waar schimmels, bacteriën, dieren deel van uit maken. Door minder compactie wordt het bodemleven minder beschadigd.

Met name een zoektocht naar meer geschikte maisrassen voor dit systeem is een langduriger kwestie. Bemesting en gewasbescherming dienen locatie-specifiek te zijn.
Ook bleek op lichtere grond de gebruikte foliesoort te laat afbreekbaar, zodat met andere soorten gewerkt moet worden, althans ter onderzoek.

De onderzoeksresultaten dienen uiteindelijk een bedrijfseconomische basis te bieden voor investeringsbeslissingen van alle betrokken partijen.

De resultaten van het project Maïs onder folie van 2011:

Klik hier:
Terugblik en resultaten 2010-2011

Samenvatting:

Samenvatting 2011

Resultaten zetmeel en energie:
Zetmeel 2011

Energie 2011

03

Rassenvergelijking Van Halll Larenstein

Onderzoek rassenvergelijking Mais onder folie 2011 – Van Hall Larenstein

Drie studenten van hbo-instelling Van Hall Larenstein hebben in 2011 onderzoek gedaan in opdracht van Hein-Willem Leeraar & Partners. De studenten, Chiel Sinnige, Mark Drenth en Edwin Logtenberg, hebben een Rassenvergelijkingsonderzoek Mais onder folie uitgevoerd.

De belangrijkste uitkomsten:

Grondsoort Best presterend in 2011
Klei T83, Benicia
Zand P8000, Ronaldinio
Veen P8000, Award
Klei-op-veen V43, Award

 

05

Presentatie NMI

04

Mangaan en borium

Samenvatting van resultaten Mangaan en Borium 2011

Klik hier voor het rapport:
Resultaten 2011 Mangaan Borium

Onderdeel van een lopend promotie-onderzoek van Cristian Terrones, Wageningen.

Meerdere grondmonsters en parameters zijn geanalyseerd tijdens deze studie. De meest relevante uitslagen staan in de tabellen 1, 2 and 3.  De resultaten laten zien dat de oplosbare fractie van Borium gemiddeld ongeveer 3% is van de totale hoeveelheid aanwezige B in de bodem ( met een spreiding van 1.2–10 %) terwijl het totaal aan reactieve B gemiddeld 9% was van de totaal aanwezige Borium in de grond. In het geval van Mangaan was de oplosbare fractie ook laag: ca. 5%, maar de spreiding was veel groter. De laagste waarden werden gevonden bij Kooiker te Grijpskerk, waar de oplosbare fractie slechts 0.04% was van het totaal ( de reden hiervoor is de hoge pH van de grond). Aan de andere kant werd de grootste oplosbare Mangaan fractie gevonden bij Van Emst, Tijnje: 17,34 % (deze grond heeft de laagste pH waarde en een behoorlijke hoeveelheid organische stof). De totale reactieve waarden voor Mangaan worden nader bekeken, omdat het zeer aannemelijk is dat de standaard methoden, gebruikt in het laboratorium (0.43M HNO3 extractie) niet adequaat zijn voor dit specifieke metaal. Een nieuwe bepalingsmethode wordt overwogen als een vervanging voor de traditionele chemische analyse.

In figuur 1 zien we de correlatie tussen de hoeveelheid grond-oplosbare Mangaan en de concentratie in het plantweefsel. Er is een duidelijk positieve relatie, maar bij een R2 waarde van 0.42 blijft het slechts een indicatie en kunnen er geen harde conclusies aan worden verbonden. In het geval van Borium (figuur 2) is er geen duidelijke correlatie aangetroffen oplosbaar Borium in de grond versus de concentratie in het plantweefsel. We kunnen zien dat vergelijkbare hoeveelheden Borium aangetroffen worden in het plantweefsel bij verschillende hoeveelheden oplosbaar Borium in de grond. Dit is een indicatie dat op deze gronden de opname van Borium niet bepaald wordt door de hoeveelheid oplosbaar Borium in de grond*.

Het onderzoek is nog niet afgerond, zodat het laatste woord er nog niet over gezegd is.

* Noot Leeraar, projectleider Mais-onder-Folie 2009-2011/vertaler: Borium zoals vermeld op het huidige grondonderzoek betreft het in water oplosbare deel van Borium. Direct beschikbaar dus voor de plant. Er wordt in de 1e plaats een behoorlijke veiligheidsmarge gehanteerd. Ten 2e betekent een lage waarde dus niet persé bij strooien; Mogelijk dat de reactieve hoeveelheid Borium (hoeveelheid waaruit nageleverd zou kunnen worden binnen het groeiseizoen) wel een hoge waarde heeft. Momenteel wordt dat echter (nog) niet onderzocht.

 

** Voor vragen over dit artikel kunt u contact opnemen met Dr.W.Bussink, NMI Wageningen, begeleider van het onderzoek.